Geen belasting voor fossiele subsidies

In beroep tegen de afwijzing van mijn bezwaarschrift tegen 5% van de besteding van belastinggeld aan subsidies voor de fossiele industrie.

In september 2022 maakte ik bezwaar tegen mijn belastingaanslag over 2021, omdat de Nederlandse overheid 17,5 miljard euro per jaar besteedt aan financiële ondersteuning van de fossiele industrie. Dit bezwaar is afgewezen op grond van de belastingwet en op grond van eerdere uitspraken van de rechter over gemoeds- en gewetensbezwaren tegen de besteding van belastinggeld. Maar het gaat hier om iets anders dan gewetensbezwaren. De fossiele industrie vormt een directe bedreiging van het leven en onze veiligheid. Daarom ga ik tegen de afwijzing in beroep met het onderstaande beroepschrift.

Beroep

Op 12 september 2022 heb ik bij het belastingkantoor Amsterdam een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag Inkomstenbelasting 2021, aanslagnummer 966.19.583.H.16.01 (dagtekening 9 augustus 2022). Mijn bezwaarschrift richtte zich tegen mijn aandeel via de Inkomstenbelasting in de overheidsbestedingen aan subsidies die door of namens de Nederlandse Staat worden verleend aan bedrijven die fossiele brandstoffen produceren of gebruiken. Dit aandeel is ongeveer 5%, volgens recent onderzoek van MeJudice.[1]

Op 17 september 2022 ontving ik van de belastinginspecteur en/of de dienst Toezicht Bezwaar en Beroep, Kantoor Amsterdam, een afwijzing van dit bezwaarschrift. Deze afwijzing was op tweeërlei wijze gemotiveerd:

  1. De aanslag is opgelegd volgens de geldende wet- en regelgeving en er is geen sprake van strijd met regels van ongeschreven recht
  2. Jurisprudentie uit respectievelijk 1984 en 1979 laat zien dat bezwaren tegen de besteding van overheidsgelden niet kunnen leiden tot een verlaging van het te betalen bedrag van de aanslag

In dit beroepschrift zet ik uiteen waarom beide aangevoerde redenen in deze kwestie naar mijn oordeel niet afdoende zijn om mijn bezwaar af te wijzen. Ik zal eerst kort aangeven waarop ik mij hierbij beroep en dit vervolgens uitvoeriger toelichten.

Gronden beroep tegen afwijzing bezwaarschrift

  1. Niet nader gespecificeerd is welke wet- en regelgeving is bedoeld in de motivering van de afwijzing van  mijn bezwaarschrift. Ik ga ervan uit dat de inspecteur doelt op de Wet inkomstenbelasting 2001, met een geldigheid van 1-4-2022 tot heden. De belastingwet is een wet waarin procedures en heffingsgrondslagen uiteengezet worden, maar niet een wet waarin voorzien wordt in bezwaren van fundamentele aard. Dit bredere perspectief wordt wel geboden door het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (Rome, 4-11-1950). Daarop beroep ik mij, met name op de artikelen 2.1 (Recht op leven) en 5.1 (Recht op vrijheid en veiligheid).
  2. De aangehaalde jurisprudentie waarmee de afwijzing van mijn bezwaar verder wordt gemotiveerd betreft gemoeds- en gewetensbezwaren tegen besteding van overheidsgelden aan defensie en ontwikkelingsgelden. Mijn bezwaar is niet gebaseerd op gemoeds- en gewetensbezwaren maar op wetenschappelijke bevindingen waarover een brede consensus bestaat.

Toelichting

  1. Wet- en regelgeving/Recht op leven/Recht op veiligheid

Van een in hoofdzaak instrumentele wet als de Wet IB 2001 kan men niet verwachten dat deze voorziet in bezwaren van fundamentele aard tegen belastingheffing. Vandaar dat ik mij beroep op de artikelen 2.1 en 5.1 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Deze betreffen het recht op leven en het recht op veiligheid. Beide rechten worden direct bedreigd door het exploiteren en gebruiken van fossiele brandstoffen, die een belangrijke aanjager zijn van klimaatverandering. In lijn hiermee is het subsidiëren hiervan door de Nederlandse Staat met bedragen tot 17,5 miljard euro per jaar indirect eveneens een bedreiging van het recht op leven en het recht op veiligheid.

Waarom worden het recht op leven en het recht op veiligheid bedreigd?

Het voortbestaan van de mensheid is in gevaar door klimaatverandering. De afgelopen zomer van 2022 kende naast wereldwijd zeer hoge temperaturen ook een lange periode van extreme droogte en heftige regenval. Dit voorjaar kampten India en Pakistan bijvoorbeeld met een maandenlange hittegolf, die rechtstreeks met klimaatverandering in verband te brengen is. Vervolgens werd Pakistan getroffen door extreem zware regenval, waardoor twee derde van het land onder water kwam te staan en meer dan duizend mensen de dood vonden. Nu het water zakt is duidelijk dat oogsten verloren zijn gegaan en waarschuwt de wereld gezondheidsorganisatie (WHO) voor ziekte en hongersnood, die nog veel meer slachtoffers zullen maken.

Niet alleen Azië en andere, ver weg gelegen delen van de wereld worden bedreigd door klimaatverandering. Ook in onze eigen omgeving is de dreiging sterk toegenomen. Een voorbeeld: de overstromingen als gevolg van hevige regenval, die in de zomer van 2021 voor enorme materiële schade in Limburg en tientallen dodelijke slachtoffers in Duitsland en België hebben gezorgd, zijn een direct gevolg van klimaatverandering. Dat geldt ook voor de warmterecords die vorig jaar in Italië (48.8) en in Canada en het westen van de VS, op de zelfde breedtegraad als Nederland, werden geregistreerd. Verder ligt de grote droogte van deze zomer in Europa nog vers in ieders geheugen. Tot op de dag van vandaag klinken waarschuwingen van deskundigen dat door toenemende droogte de voedsel- en drinkwatervoorziening op korte termijn in gevaar kunnen komen.

Nederland ook bedreigd

Op langere termijn worden we geconfronteerd met stijging van de zeespiegel van tenminste 27 centimeter door smeltende ijskappen op Groenland en Antarctica, een stijging die onomkeerbaar is en met grote waarschijnlijkheid nog veel hoger zal uitvallen. Nederland behoort tot kwetsbaarste landen in de wereld. Het Expertisenetwerk Waterveiligheid heeft berekend dat een verdediging van ons land tegen een stijging van de zeespiegel tot 1 meter technisch en financieel haalbaar is. Een verdere stijging kan mogelijk ook het hoofd geboden worden, maar niet zonder enorme ruimtelijke, ecologische en maatschappelijke gevolgen.

Perspectief voor de toekomst

Wereldwijd zijn de gevolgen van klimaatverandering dus al volop zichtbaar en meetbaar, terwijl de gemiddelde temperatuurstijging met 1,1 à 1,2 graden nog ligt onder de grens van 1,5 graden, die in het Klimaatakkoord van Parijs in 2015 afgesproken is.

Bij doorgaan op de ingeslagen weg zullen deze gevolgen alleen nog maar ernstiger worden. In een recent artikel in het tijdschrift Science wordt beschreven dat drempels voor vijf zogenaamde climate tipping points, onomkeerbare processen die een versnelde temperatuurstijging kunnen veroorzaken,bij een stijging van de gemiddelde temperatuur van meer dan 1,5 C zullen worden overschreden en mogelijk nu al zijn overschreden.   

Inmiddels vervliegt de hoop dat deze grens van 1,5 graden niet wordt overschreden snel. Door tekortschietend handelen van nationale overheden, ook van de Nederlandse, is de wereld op weg naar een temperatuurstijging van 3 à 4 graden, veel meer dan landen afspraken in het klimaatakkoord van Parijs. Het laatste klimaatrapport van het IPCC stelt onder meer het volgende:

If global warming transiently exceeds 1.5°C in the coming decades or later (overshoot), then many human and natural systems will face additional severe risks, compared to remaining below 1.5°C (high confidence). Depending on the magnitude and duration of overshoot, some impacts will cause release of additional greenhouse gases (medium confidence) and some will be irreversible, even if global warming is reduced (high confidence).[2]

Volgens vooraanstaande klimaatwetenschappers is dan ook een drastische versnelling van de klimaataanpak nodig. De recente natuurrampen zijn anders nog slechts een zwakke voorbode van wat ons, onze kinderen en hun kinderen en kleinkinderen te wachten staat.

2. Jurisprudentie/wetenschappelijke grondslag

De jurisprudentie waarop de inspecteur zich in zijn afwijzing beroept, heeft betrekking op een ander type kwesties, die met mijn bezwaren niet vergelijkbaar zijn. In de aangehaalde jurisprudentie zijn uitspraken gedaan over gemoeds- en gewetensbezwaren van belastingplichtigen tegen de besteding van een deel van de gelden uit de Inkomstenbelasting aan defensie en aan ontwikkelingssamenwerking. In mijn bezwaar spelen niet gewetens- en gemoedsbezwaren een hoofdrol, maar beroep ik mij op wetenschappelijk onderzoek. Over de uitkomsten hiervan bestaat een brede consensus en tegelijkertijd wordt er door de Nederlandse overheid niet op adequate wijze naar gehandeld.

Over oorzaak en aanpak is de wetenschap duidelijk

Over de oorzaak van klimaatverandering bestaat geen serieuze wetenschappelijke twijfel. Het laatste klimaatrapport van het IPCC is glashelder: de mens is verantwoordelijk voor de opwarming sinds het begin van de industriële revolutie en het venster van handelingsmogelijkheden is klein en sluit zich snel.[3]  De belangrijkste aanjager van klimaatverandering is de uitstoot van CO2 door het verbranden van fossiele brandstoffen.

Wereldwijd roepen individuele klimaatwetenschappers, maar ook (vertegenwoordigers van) organisaties, instellingen en lagere overheden daarom de verantwoordelijke nationale overheden op, klimaatactie te versnellen en de winning, exploitatie en het gebruik van fossiele brandstoffen zo snel mogelijk af te bouwen. Zo pleit het IMF (Internationaal Monetair Fonds) al langere tijd voor het beëindigen van de subsidiëring van de fossiele industrie. Het IEA (Internationaal Energie Agentschap) stelde in 2021 dat er geen nieuwe bronnen van olie, gas en kolen in exploitatie moeten worden genomen om het doel van ten hoogste 1,5 graden opwarming binnen bereik te houden. De secretaris-generaal van de VN, António Guterres, doet vrijwel dagelijks en op steeds indringender toon een beroep op landen en industrie om zich aan de gemaakte afspraken te houden en de subsidie van fossiele brandstoffen te stoppen. En nog vorige maand vroeg de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) samen met 200 andere gezondheidsorganisaties om een ban op fossiele brandstoffen, waarbij de voorzitter van de WHO, Tedros Adhanom Ghebreyesus, stelde dat de verslaving aan fossiele brandstoffen een daad van ecologisch vandalisme is en vanuit gezondheidsoogpunt gelijk staat aan zelf-sabotage. In het laatste rapport van het klimaatpanel IPCC van de Verenigde Naties is te lezen dat voor effectief klimaatbeleid financiële maatregelen geïntegreerd met klimaatbeleid moeten worden uitgevoerd.[4] Concreet betekent dit dus eveneens het stopzetten van subsidies van fossiele brandstoffen.

Eerdere vonnissen en het naleven daarvan

In Nederland heeft de Hoge Raad de overheid in december 2019 opgedragen om eind 2020 – en ieder jaar daarna – ten minste 25% broeikasgassen minder uit te stoten dan in 1990 (het zogenaamde Urgendavonnis). Ook fossiele bedrijven worden door rechterlijke uitspraken verplicht meer te doen aan het terugdringen van hun eigen uitstoot en die welke veroorzaakt wordt door de producten die ze verkopen. Zo heeft de rechtbank Den Haag Shell op 26 mei 2019 opgedragen de eigen uitstoot en die van zijn producten in 2030 met 45% terug te dringen ten opzichte van 2019.

Maar desondanks stijgt de uitstoot CO2 en andere broeikasgassen wereldwijd nog jaarlijks. In 2021 was deze stijging zelfs sterker dan ooit tevoren. In Nederland was de CO2-uitstoot in 2021 weliswaar 9% lager, maar voor de transportsector was die juist 22% hoger, voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de luchtvaart, waar de emissies 61% hoger waren dan het jaar daarvoor. Recent stelden zowel het Planbureau voor de Leefomgeving als de Raad van State vast dat het kabinet te weinig doet om de klimaatdoelen voor 2030 te halen. Ook lijken bedrijven te weinig verantwoordelijkheid te nemen, waarbij vaak korte-termijn-bedrijfsbelangen in het spel zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor Shell.

  • Conclusie

Mijn conclusie is dat de Nederlandse overheid faalt om haar burgers in voldoende mate te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Dit bedreigt direct de veiligheid van die Nederlandse burgers en is een aantasting van het recht op leven. Dit falen is ten dele – maar wel voor een belangrijk deel – toe te schrijven aan de steun die de Nederlandse overheid in de vorm van subsidies en belastingvoordelen jaarlijks aan de fossiele industrie toekent. Die steun bedraagt volgens recent onderzoek van MeJudice zo’n 17,5 miljard euro per jaar.   

Klimaatwetenschappers, onder wie hoofdauteurs van het laatste IPCC-rapport, gaan de straat op en blokkeren ten einde raad wegen en kruispunten. Ook mij maakt de tegenstrijdigheid tussen beleden toewijding en daadwerkelijk beleid bang, boos en wanhopig. Die angst voel ik voor mijzelf en voor mijn dierbaren, maar misschien in wel even grote mate voor de generaties die na mij de aarde zullen bevolken. Mijn boosheid en wanhoop vloeien voort uit het besef dat er grote wetenschappelijke consensus bestaat over de oorzaken én de oplossing van deze existentiële crisis en dat middelen om die crisis het hoofd te bieden niet worden ingezet, terwijl ze wel beschikbaar zijn. Integendeel, die middelen worden deels aangewend om de crisis te vergroten, zoals ik hierboven uiteen heb gezet. Persoonlijk probeer ik zo veel mogelijk bij te dragen aan de beperking van de opwarming van de aarde en ik voel het als een dure plicht aan mijn kinderen en hun eventuele kinderen om alles te doen wat binnen mijn macht ligt om hen te beschermen tegen verdere vernietiging van hun overlevingskansen.  Er is zich een tragedie van onmetelijke proporties aan het voltrekken en ofschoon de Nederlandse overheid die bedreigingen erkent, blijft ze in haar daden in gebreke. Ik kan en wil daarbij niet werkeloos toezien.

  • Slot/eis

Mijnheer, mevrouw de rechter, ik betaal via de Inkomstenbelasting mee aan de subsidiëring van de fossiele sector. De overheid verplicht mij op die manier bij te dragen aan beleid dat mijn veiligheid en mijn recht op leven bedreigt, dat gegarandeerd zou moeten zijn op basis van artikel 2 en artikel 5 van het Europees verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Zoals hierboven uiteengezet bedraagt die subsidiëring 17,5 miljard euro per jaar. Dit bedrag is gelijk aan ca. 5% van de totale begroting van de rijksoverheid. Daarom wil ik dit deel van mijn belastingaanslag niet betalen.

De gronden van de afwijzing van mijn bezwaar door de belastinginspecteur acht ik niet geldig, zoals ik hierboven heb betoogd. De reikwijdte van de Belastingwet is te beperkt en voorts is mijn bezwaarschrift is gebaseerd op wetenschappelijk vastgestelde feiten en niet op gemoeds- of gewetensbezwaren, zodat jurisprudentie die daarop betrekking heeft in deze casus niet geldig is.

Ik roep u ten slotte op in uw afweging en oordeel de immense omvang en de onomkeerbaarheid van de klimaatcrisis mee te wegen en de geest van de uitspraken in de aangehaalde rechtszaken en de oproepen van internationale organisaties als o.a. de VN, de WHO, het IMF en de IEA in uw uitspraak ook zichtbaar te maken.

Amsterdam, 15 oktober 2022

Jan Willem van der Weij

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 04-11-1950
Geraadpleegd op 23-09-2022.
Geldend van 01-08-2021 t/m heden

Article 2. – Right to life

1.   Everyone’s right to life shall be protected by law. No one shall be deprived of his life intentionally save in the execution of a sentence of a court following his conviction of a crime for which this penalty is provided by law.

Article 5. – Right to liberty and security

1.   Everyone has the right to liberty and security of person. No one shall be deprived of his liberty save in the following cases and in accordance with a procedure prescribed by law:

(a)  the lawful detention of a person after conviction by a competent court;

(b)  the lawful arrest or detention of a person for non-compliance with the lawful order of a court or in order to secure the fulfilment of any obligation prescribed by law;

(c)  the lawful arrest or detention of a person effected for the purpose of bringing him before the competent legal authority on reasonabel suspicion of having committed an offence or when it is reasonably considered necessary to prevent his committing an offence or fleeing after having done so;

(d)  the detention of a minor by lawful order for the purpose of educational supervision or his lawful detention for the purpose of bringing him before the competent legal authority;

(e)  the lawful detention of persons for the prevention of the spreading of infectious diseases, of persons of unsound mind, alcoholics or drug addicts or vagrants;

(f)  the lawful arrest or detention of a person to prevent his effecting an unauthorised entry into the country or of a person against whom action is being taken with a view to deportation or extradition.


[1] MeJudice, ‘Subsidie voor fossiele brandstoffen ongekend groot.’ 28 januari 2021.

[2] IPCC, ‘Summary for Policy Makers, Headline Statements’, Sixth Assessment Report, 25 februari 2022, statement B6, https://www.ipcc.ch/report/ar6/wg2/resources/spm-headline-statements/

[3] ‘It is unequivocal that human influence has warmed the atmosphere, ocean and land. Widespread and rapid changes in the atmosphere, ocean, cryosphere and biosphere have occurred.’ IPCC, ‘Summary for Policymakers’, Climate Change: The physical science basis, Statement A1, p. 4. https://www.ipcc.ch/report/ar6/wg1/downloads/report/IPCC_AR6_WGI_SPM.pdf

‘The cumulative scientific evidence is unequivocal: Climate change is a threat to human well-being and planetary health. Any further delay in concerted anticipatory global action on adaptation and mitigation will miss a brief and rapidly closing window of opportunity to secure a liveable and sustainable future for all. (very high confidence)’ IPCC, Sixth Assessment Report; Impacts, Adaptation and Vulnerability. Statement D5.3, p. 33.

[4] ‘Climate resilient development is enabled when governments, civil society and the private sector make inclusive development choices that prioritise risk reduction, equity and justice, and when decision-making processes, finance and actions are integrated across governance levels, sectors and timeframes (very high confidence). Climate resilient development is facilitated by international cooperation and by governments at all levels working with communities, civil society, educational bodies, scientific and other institutions, media, investors and businesses; and by developing partnerships with traditionally marginalised groups, including women, youth, Indigenous Peoples, local communities and ethnic minorities (high confidence). These partnerships are most effective when supported by enabling political leadership, institutions, resources, including finance, as well as climate services, information and decision support tools (high confidence).’. IPCC, Sixth Assessment Report; Impacts, Adaptation and Vulnerability. Statement D2, p. 29.